Oorlogsperiode


Tijdens de tweede wereld oorlog woonde het gezin Timmerman - de Roo op een boerderij in Kralo, vlak bij Pesse.

In het begin van de oorlog was mijn vader 20 jaar en haalde samen met een kameraad ook kwajongensstreken uit, die achteraf niet ongevaarlijk waren.

In Hoogeveen hadden ze van een NSB'er, die krantjes stond uit te delen, een hele stapel gepakt en die in de Hoogeveensche vaart gegooid. Ook hebben ze bij een NSB'er een vlag gestolen en die op de fiets meegenomen.

In de omgeving van Kralo zat natuurlijk veel wild en mijn vader heeft wel eens verteld dat hij een gevangen haas heeft verruild tegen tabak en sigaretten.

Later bracht mijn vader vaak onderduikers mee, die dan op de boerderij op Kralo werden ondergebracht. Mijn opa was in eerste instantie wat gereserveerd maar stemde hier wel mee in. Hij had per slot van rekening de verantwoording voor de boerderij en het gezin. In het bos (ca. 200 meter van de boerderij) hadden ze een onderduikerhol gemaakt, waar de onderduikers in gevaarlijke tijden verbleven. Eén van de nu nog in leven zijnde onderduikers was Berend Kraal, die in Ontario, Canada woont. Berend heeft zijn herinneringen aan de oorlogsperiode toegestuurd en als volgt verwoord:

In verband met de verplichte arbeitseinzats en het werk wat wij deden voor het verzet waren wij genoodzaakt onder te duiken. Ik heb samen met anderen vele keren ondergedoken gezeten bij de familie Timmerman op Kralo. Ik was daar met Ben en twee jongens uit Rotterdam, grote en kleine Jaap, de achternaam werd nooit gezegd. Overdag als het veilig was werkten wij daar, we maakten turf, geen mooi werk. Ben was ook schaapherder, dat vond hij geweldig mooi. Hij lag vaak in de hei en zag daar honderden Amerikaanse en Engelse vliegtuigen overkomen. Wij sliepen bij de familie Timmerman op de zolder boven de schapen, daar was een deur gemaakt die alleen maar van één zijde open kon. Er was er altijd één onderduiker aan de goede kant van de deur, als er Duitsers kwamen dan maakte die  jongen de deur open en zo konden de anderen naar binnen, dan sloten ze heel voorzichtig de deur. Op een keer zaten wij als onderduikers veilig, maar hebben ze Willem, de zoon van de familie Timmerman meegenomen.

Naast de opvang van onderduikers, waren er ook vaak droppings, door Engelse vliegtuigen van wapens. De droppings werden doorgegeven met een code via radio Oranje. De wapens werden dan opgehaald door de Knokploeg Meppel, maar ook vielen er wel eens wapens in de handen van de moffen.

De wapens werden dan naar mijn oom Geert Fluit op de Oshaar gebracht, daar hebben de Duitsers nooit iets gevonden. Maar Geert Fluit is wel door de Duitsers opgepakt en hij is vreselijk mishandeld, zoals zo velen. Er zaten daar de onderduikers Ben en twee jongens uit Rotterdam.

Ik was het laatste half jaar tot het einde van de oorlog samen met mijn broer Klaas meestal thuis, maar we hadden wel een onderduikerhol waar we samen veel tijd doorbrachten ’s nachts, we gingen thuis eten bij broer Evert.

Het is geweldig wat de familie Timmerman voor de onderduikers en het verzet allemaal heeft gedaan.

Drayton, Ontario, mei 2014

Berend Kraal

 

Tot zover Berend Kraal.

Eind oktober 1944 is er een "mislukte" dropping geweest op de Kraloër heide, waaraan pa samen met de KP van oom Hein uit Meppel heeft meegewerkt. In het Grote Gebod (bldz. 423) en de Knokploeg, schimmen uit het verleden (hoofdstuk 63) van Gerrit Gunnink wordt hiervan verslag gedaan. Ook in het boek van S. Schoon "de knokploeg Noord Drenthe"  (bldz. 125) wordt hierover verhaald. Deze dropping had een merkwaardig verloop. De KP van oom Hein was in de boerderij van opa en men zat te wachten op de juiste slagzin vanuit Engeland. Ondanks dat de slagzin "In de lente is het bos groen" 3 dagen door kwam, kwam er geen vliegtuig. De vierde avond echter kwam de slagzin voor een ander droppingveld (Mantingerzand) door en een paar jongens togen toch weer het veld in, daar het vliegtuig waarschijnlijk over het Kraloër veld moest komen. Uiteindelijk kwam er een vliegtuig over, werd er geseind en gooide het vliegtuig zijn lading af. De andere jongens werden opgehaald en met man en macht hebben ze de afgeworpen containers die nacht in veiligheid proberen te brengen. Toevallig hebben de Duitsers de vorige dag een school in Pesse (ca. 1,5 km verder op) gevorderd voor inkwartiering van soldaten. Ze hebben waarschijnlijk lucht gekregen van de dropping en zijn de volgende dag op onderzoek uitgegaan.

's Ochtends brachten tante Hilly (zus van mijn vader) en mijn moeder brood naar het onderduikerhol en zagen een paar Duitse soldaten. Vlug hebben ze het brood weggegooid en toen de soldaten hen vroegen wat ze hier in het bos te zoeken hadden vertelden ze dat ze lekker aan het wandelen waren. De soldaten lieten hun gaan. De KP groep had ondertussen ook in de gaten gekregen dat het niet veilig was en hebben omzichtig de aftocht gekozen. Op aanwijzing van de zoon van Timmerman (mijn vader) en een natte vinger hebben ze de looprichting bepaald. Ze moesten nog ongezien de straatweg van Eursinge naar Ruinen zien over te komen, waar ondertussen druk door de Duitsers werd gepatrouilleerd. Na 2 dagen zwerven kwamen ze uitgehongerd aan bij boer Te Rietstap en buurman boer Colenbrander in Koekange waar ze opgevangen werden.

 

Uit het verslag van Gerrit Gunnink over Martijn Lopers heb ik nog het volgende opgemaakt:

De dag na de dropping kwam een onbekende man naar ons huis in Ruinerwold (ik neem aan dat dat het huis van Martijn Lopers was). Hij had volgens mij een brief bij zich van oom Hein en iets van oom Hein zelf, dit om te bewijzen dat hij geen verrader was. De man vroeg of wij voor koffie en brood konden zorgen voor de jongens, via deze man. Dus brood gekocht en klaargemaakt. Ik ging in het volste vertrouwen met hem mee. Ik wist niet hoe die man heette en waar we naar toe gingen.

Toen we Ruinen achter ons hadden gelaten gingen we rechtsaf een bospad in. Daar liet hij een fluitje horen. Even later stonden Willy en Jan Rap voor ons met hun stenguns in hun handen. Ze waren heel blij met het eten en drinken, het was ongeveer vier uur in de middag en ze hadden sinds de vorige avond niet meer gedronken of gegeten. Oom Hein had zo'n dorst gehad dat hij uit een sloot had gedronken.

Ik kreeg van oom Hein opdracht om naar het melkkarretje te fietsen om daar te zeggen dat er die nacht nog 5 slapers zouden komen. Het was laat toen ik thuis kwam.

De zondag erop hebben de Duitsers de Gereformeerde Kerk in Berghuizen omsingeld. Alle identiteitsbewijzen werden gecontroleerd, in de omgeving van Ruinerwold en Koekange woonden namelijk meerdere families van boer Timmerman uit Kraloo. Hoe het precies gegaan is weet ik niet, maar wel dat een aantal onderduikers in dameskleren de kerk uitgesmokkeld is. Hierbij is niemand opgepakt.

Tot zover het relaas van Martijn Lopers.

Albert te Oever (1928) uit Pesse was 12 jaar toen de oorlog begon. Hij vertelde dat hij zich de dropping in Kralo nog goed kon herinneren, zij het van enige afstand. In de bewuste nacht, nadat het vliegtuig geseind was, schijnt het een lichtkogel te hebben afgevuurd, wat hij ontzettend stom vond. Op de toren van Ruinen was een wachtpost ingericht, die meestal door "goede" Nederlanders werd bemand. Maar iedereen was gealarmeerd en de Duitsers natuurlijk ook. Volgens Albert hebben de mensen van de knokploeg die nacht nog het huis van zijn ouders in Pesse aangedaan. Althans hij zat in de kamer en telde door een glas in lood raam 16 mensen, die staande koffie dronken. Daarna zijn ze weer weg gegaan en hebben ze volgens Albert ook nog een tijdje gebivakkeerd in het kippenhok van Jan Gort uit Anholt.

Inmiddels hadden de Duitsers de droppingcontainers gevonden en in beslag genomen. Bij de boerderij van opa Timmerman hebben ze huiszoeking gedaan. Ze vonden een foto van tante Hilly, die ze herkenden. Wo ist das Mädchen, Sie mussen wir haben! Ook hebben ze de fietsen van de jongens gevonden. Ze hebben opa en oma Timmerman gearresteerd en overgebracht naar de gevangenis in Assen.

De bevrijding van de gevangenis in Assen op 11 december 1944 staat uitgebreid beschreven in het boek van Simon Schoon "de knokploeg Noord Drenthe" (bldz. 155 - 192). Op bldz. 144 staat dat Hendrik Timmerman en zijn vrouw op 28 oktober zijn gearresteerd en dat oma Timmerman op 19 januari 1945 is vrijgelaten. Dat betekent dat oma bij de bevrijding van de gevangenis op 11 december door de knokploeg niet meegenomen is. De Duitsers hebben haar vrijgelaten in de hoop dat ze hen op het spoor zouden brengen van de overvallers en de bevrijde gevangenen. Ze werd dan ook nauwlettend in de gaten gehouden. Dat laatste is gelukkig niet gebeurd.

Ondanks dat de KP van Assen op het laatste moment niet wilde meewerken (ze vonden de operatie te riskant) is de overval succesvol verlopen. Er zijn 28 personen bevrijd. Er waren 2 vrachtwagens om de bevrijde mensen af te voeren. De ene vrachtwagen ging naar Friesland en de ander trok verder Drenthe in. Mijn grootvader zat op die laatste vrachtwagen, kennelijk in zijn ondergoed. Volgens verklaringen loopt Timmerman nog in zijn onderbroek (bldz. 182)

Onderweg stapten steeds bij tussenpozen 4 mensen tegelijkertijd uit, die dan zelf voor een veilig onderkomen moesten zorgen. Mijn opa is bij Elperbrug uitgestapt en wist samen met Van Staalduinen bij Willem Timmermans (geen familie) bij Elperbrug een veilig onderduikadres te vinden. Later is hij ondergedoken bij zijn broer Roelof Timmerman, die een boerderij had in Ruinerwold aan de Buitenhuizerweg.

 

Op Kralo hebben ze nog jarenlang een karabijn met een jutezak halfvol met kogels gehad. Deze was van mijn vader. De herkomst hiervan is mij onbekend, waarschijnlijk meegekomen met de dropping. Op nieuwjaarsdag, kan ik mij herinneren werd hiermee wel eens geschoten op een oude eikenboom achter de boerderij.

Na de oorlog

Aan het eind van de oorlog of vlak na de oorlog was pa ook lid van de BS (binnenlandse strijdkrachten). Als zodanig is hij na de oorlog oppasser/ bewaker geweest in een interneringskamp voor "foute mensen" in de oorlog (NSB'ers enz.) in de Noord Oost polder. Bij één van die gelegenheden heeft hij een ongeluk gehad, wat hij ternauwernood heeft overleefd. Bij het zitten gaan in een wachtlokaal zette hij zijn geweer op de grond, waarbij een kogel is afgevuurd. De kogel is zijn linkerwang binnengedrongen en bij zijn linker oog weer naar buiten getreden. De situatie is heel kritiek geweest en sindsdien was hij blind aan zijn linker oog.

Ter gelegenheid van het 30 jarig huwelijk van mijn grootouders hebben ze van de knokploeg een schilderij van een duinlandschap gekregen met daar achterop alle namen van de leden van de knokploeg.

schilderij1   schilderij2    schilderij3

details van de achterkant van het  schilderij van de "de jongens van Kralo" ter ere van het 30 jarig huwelijk van mijn grootouders

Ook heeft hij altijd medicijnen moeten innemen, die op den duur nare bijwerkingen hadden (ontkalking van de botten). Hij is dan ook relatief jong arbeidsongeschikt geworden en afgekeurd. De laatste tientallen jaren werkte hij in de maalderij van Hein van Mulligen in Koekange en later in Weerwille. Lichamelijk zwaar werk.

In 1957 heeft de Stichting 1940  -  1945 een rapport opgemaakt van de verzetsdaden van mijn opa Hendrik Timmerman en mijn vader Willem Timmerman in de oorlogsperiode met de bedoeling om in aanmerking te komen voor bijzonder militair pensioen. In dat verslag komen mijn vader en mijn oma (mijn opa was in 1953 overleden) aan het woord en tevens wordt de mening gevraagd van ex onderduikers en leden van de toenmalige KP ploeg. In stichting 40-45 kunt u hier meer over lezen.

Ook heeft hij toen in dit kader een brief geschreven naar de Stichting 1940 - 1945, die hier is weergegeven

 

Terug naar onze familie