Startpagina | Modelspoor | Modelauto's | Baanontwerp | Integraal |
modelspoor |
De benodigde informatie om de locdecoders, de wissel en seindecoders aan te sturen wordt gesuperponeerd op de railspanning conform het Motorola protocol. Het Motorola formaat wordt gebruikt voor alle data die vanuit de controller worden verzonden naar de modelbaan (na versterking door de booster). De informatie wordt volgens dit oorspronkelijke Motorola formaat overgedragen in de vorm van negen na elkaar verzonden “trits”. Een trit is een gecodeerde waarde, die drie gedefinieerde toestanden kent. In onderstaande figuur wordt aangegeven hoe de railspanning er als functie van de tijd uitziet. De aangegeven tijden gelden voor wissel- en seincommando’s; voor loc-commando’s moeten de tijden met een factor 2 worden vermenigvuldigd.
Tritscodering De vierde toestand, aangeduid met “Y” wordt niet gebruikt. Voor de aansturing van de locdecoders worden de eerste 4 trits gebruikt voor de adressering. Het aantal verschillende locs dat met 4 trits kan worden geselecteerd bedraagt 34 = 81. Het maximaal aantal locomotieven dat op een digitaal bestuurde baan kan rondrijden bedraagt derhalve 81. De tritscodering legt een beperking op aan het aantal mogelijkheden. Voor 4 adrestrits is het maximaal aantal adressen 34 = 81. Als de vierde codering “Y” meegenomen zou worden wordt het aantal mogelijkheden uitgebreid tot 44 = 256. Het nieuwe Motorola protocol maakt hier gebruik van. In het nieuwe Motorola protocol worden de nieuwe, voorheen ongebruikte codes benut om naast de snelheidscode een rijrichtingcode mee te zenden. Dit in tegenstelling tot het oude formaat, waarbij slechts kortstondig het commando werd gegeven om van rijrichting te veranderen. Ook zijn voorheen niet toegepaste codes gebruikt om vier extra functies aan te sturen. De codes die in het nieuwe formaat worden toegepast zijn opgesomd in de bijlage van het boek Edits Pro. |
Omdat het nieuwe formaat naast het oude formaat gebruikt moet kunnen worden, zijn de codes uitgesloten die worden ingenomen door het oude formaat. Hierdoor vertonen de codetabellen enige sprongen in de datastructuur.
Uit de tabel valt duidelijk af te leiden dat in de bits 1, 3, 5 en 7 de snelheid (speed-nibbles) is gecodeerd en dat de bits 2, 4, 6 en 8 (function-nibbles) onder normale omstandigheden bepalend zijn voor de rijrichting. Moet een extra functie worden geset of gereset, dan wordt de rijrichting informatie tijdelijk vervangen door codes voor de functiebesturing.
Aangezien de laagste snelheidscode in het nieuwe formaat niet langer wordt gebruikt als commando om van rijrichting te wisselen, is deze weer vrij beschikbaar.
De vijfde trit wordt eveneens als bij het oude formaat benut voor de richtingafhankelijke functie.
Er zijn meerdere communicatie procedures: